Filosofenbankje: Wat zegt de schepping over de mens?
Jeroen: Dag Henk, deze week nog in de tuin gewerkt? Volgens mij heb je daar altijd plezier in.
Henk: Klopt. Deze week heb ik veel aandacht besteed aan de vijver er zat nogal wat alg in.
Jeroen: is dat erg dan, alg in je vijver? Dat hoort toch ook bij de natuur?
Henk: Het is wel een teken, dat het biologisch evenwicht is verstoord.
Jeroen: Als je de natuur als geschapen ziet, dan mag je dat toch overlaten aan God? Speel je zelf niet een beetje voor God, als je ingrijpt? Je kunt toch ook gewoon de natuur zijn gang laten gaan? Dat is toch hartstikke mooi.
Henk: Gewoon zijn gang laten gaan? Zo heeft het nooit gewerkt.
Jeroen: Heeft de schepping zo nooit gewerkt? Al niet vanaf het beginne? Het was toch goed? Het was toch af? Dan moet je er toch vanaf blijven.
Henk: Volgens mij was de schepping niet af. Ze is nooit af geweest Bovendien, wij horen ook bij die schepping.
Jeroen: Hoe dan? Van den beginne af aan?
Henk: De schepping is nooit af geweest. En het is aan ons als mens om deze te bewaren en te behoeden.
Jeroen: Dus toch een beetje als God zijn?
Henk: Evenbeeld van God, zou ik zeggen. En ik wil daar graag wat over vertellen aan de hand van Hannah Arendt.
Introductie Hannah Arendt
Lange tijd weigerde Hannah Arendt zich filosoof te noemen. Ze ervoer zichzelf eerder als journalist en politiek denker. In die periode schreef ze haar hoofdwerk De menselijke conditie en publiceerde ze artikelen en boeken over totalitaire regimes als Rusland en Nazi-Duitsland.
Geen studeerkamergeleerde dus, deze Hannah Arendt. Integendeel, ze had de politieke realiteit van die dagen aan den lijve ervaren: Ze was Joods. Geboren in Duitsland. Eind jaren dertig naar Frankrijk gevlucht. En ternauwernood ontsnapt naar de Verenigde Staten, toen het Naziregime het ook in Frankrijk voor het zeggen kreeg.
Zo’n twintig jaar later was Hannah Arendt zélf wereldnieuws, toen ze verslag deed van het proces tegen Eichmann in Jeruzalem. Eichmann was verantwoordelijk geweest voor de deportatie van ontelbare Joden naar de concentratiekampen van de Tweede Wereldoorlog. Onvoorstelbaar de verschrikkingen die deze man had aangericht, maar tot ieders verbijstering sprak Arendt van een banaal kwaad.
Je kunt hier pas begrip voor hebben, als je iets meer weet van haar visie op menselijke activiteit. In het eerder genoemd boek De menselijke conditie verloochent ze haar Joodse achtergrond niet. Het gaat over de grandeur van het menselijk handelen en spreken, over schepping en verantwoordelijkheid, over techniek en economie, ja zelfs over het onderhoud van een vijver.
Tekst Hannah Arendt
Met woord en daad treden wij de mensenwereld binnen, en dit binnentreden is als een tweede geboorte, waarmee wij het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden. Deze intrede wordt ons niet opgedrongen door de noodzaak, zoals arbeiden, en ze wordt ons ook niet ingegeven door overwegingen van praktisch nut, zoals
werken. Ze kan misschien worden gestimuleerd door de aanwezigheid van anderen bij wie wij ons wensen aan te sluiten, maar wordt hierdoor nooit geconditioneerd: de drang ertoe ontspringt aan het nieuwe begin, dat in de wereld kwam toen wij werden geboren, en wij geven aan deze drang gehoor door uit eigen beweging iets nieuws te beginnen.
Handelen wil zeggen: een initiatief nemen, beginnen, iets aan de gang brengen.
“Opdat er een begin zou zijn werd de mens geschapen; voor hem was er niemand”: zegt Augustinus in zijn politieke filosofie. Dit begin is niet het begin van de wereld; het is niet het begin van iets maar van iemand, die zelf een beginneling is. Met de schepping van de mens is het beginsel ‘beginnen’ in de wereld gekomen. En dat is natuurlijk een andere manier om te zeggen dat het beginsel vrijheid werd geschapen toen de mens werd geschapen, en niet eerder.
“De menselijke conditie”: Deel V, hoofdstuk 1: “De zelfonthulling van de handelende in spreken en handelen”
Over spreken en handelen, arbeid en werk
Met de schepping van de mens, met de schepping van ieder mens, elke keer weer opnieuw, houdt de wereld als het ware zijn adem in.
Heeft Hannah Arendt het hier over de geboorte van een nieuw mensenkind,na een zwangerschap van doorgaans 40 weken?
De komst van een nakomeling, waar lang naar is uitgekeken?
Nee, ze heeft het over een tweede geboorte: waar een mens gaat spreken en handelen.
Ook hier speelt iets van een zwangerschap, een belofte, op het moment dat het kind een naam krijgt, op het moment dat het onttrokken wordt aan de anonimiteit.
“Ergens komt een kind vandaan, van ver, van buiten zonder naam.
Het is nog niemand, spreekt geen woord,
heeft van de dood nog niet gehoord.
Het huilt nog van geboortepijn
en weet nog niet wie het ooit zal zijn”.
Nee, een kind wordt pas écht mens, als het zich laat horen, als het gaat spreken en handelen, als het verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf.
Dat nieuwe begin, dat binnentreden in de mensenwereld – zo lazen we net – “wordt ons niet opgedrongen door de noodzaak, zoals arbeiden, en wordt ons ook niet ingegeven door overwegingen van praktisch nut, zoals werken.”
Wat bedoelt Hannah Arendt met deze ietwat duistere uitspraak?
Ze spreekt over het nieuwe begin van handelen en spreken, over arbeiden en over werken.
U vindt hier in deze ene uitspraak een samenvatting van de visie van Hannah Arendt op de praktijk van het leven, op alle mogelijke menselijke activiteit.
Het is een driedeling dus: Handelen, arbeiden, werken. Over handelen en spreken, kortweg handelen, hebben we het al even gehad.
Maar wat te zeggen over arbeiden en werken?
Arbeiden is het meest primair. Dat doen we met ons hele lijf:
Het is zwoegen en sloven in het zweet uws aanschijns, zoals in de Bijbel staat.
Ploegen, zaaien, oogsten, voeren en voeden, verzorgen en wassen.
De vrucht van de arbeid is ons dagelijks brood en dat wordt getekend door noodzaak.
We kunnen niet zonder en het houdt nooit op.
In de arbeid zijn we opgenomen in de kringloop van de natuur.
We staan er niet boven.
De lucht, die we ademen, is de lucht die we delen met de dieren, de vogels en de vissen.
Het water, dat we drinken, is het water, dat we delen met de planten, zodat ze er fris en sappig bij staan.
We wassen ons ermee.
We bestaan zélf voor twee derde uit water.
Beperkt de stofwisseling zich tot ons eigen spijsverteringskanaal, zoals we ooit in de biologieles leerden?
In de arbeid voegen we ons in het stofwisselingsproces van de aarde.
Aardebewoners zijn we, die niet zomaar kunnen worden overgeplant naar een andere planeet.
Ja, dat schrijft Hannah Arendt al in 1958!
Daarom noemt ze haar hoofdwerk De menselijke conditie:
Als mens zijn we grondstof. Dat is onze bestaansconditie: uit aarde genomen, en van die aarde is er maar één.
Maar hoe komt iemand als Elon Musk dan tot het krankzinnige idee om mensen te willen vestigen op Mars?
Omdat er naast de arbeid is ook een tweede vorm van menselijke activiteit is: werk
Werken begint ermee, dat je een werktuig maakt.
Een schop of een ploeg om de arbeid op het land te verlichten.
Arbeid houdt nooit op. Daarmee voeg je jezelf in een cyclisch proces.
Maar werk heeft een begin en een eind.
Het begint met een idee, een concept dat je uitwerkt.
En het eindigt, als het werk, de schop of de ploeg, klaar is.
Dan kun je hem verkopen op de markt.
Wat voor een werktuig geldt, geldt ook voor een stoel.
Of voor een schilderij. Of voor een woning, een wasmachine of drone.
Steeds is er sprake van maakwerk, van bouwkunst, van techniek, en van een markt, waarop die spullen kunnen worden gekocht en verkocht,
gehuurd of verpacht. Kortom: een economie.
Maar kunnen de vruchten van de arbeid, levensmiddelen als brood of melk, niet óók verhandeld worden in een economie?
Het verschil is, dat het in de arbeid om verbruiksgoederen en in het werk om gebruiksgoederen gaat.
Verbruiksgoederen als brood, ja zelfs wortels, noten en wijn, zijn beperkt houdbaar. Het zijn natuurproducten.
Gebruiksgoederen zijn duurzaam. Het zijn kunstproducten.
We bouwen er een menselijke wereld mee op. Een maakbare wereld.
Een cultuur, die ons beschutting biedt, die stabiliteit geeft, die de arbeid verlicht. Comfort. Een woning, een stad, een wereld om in te leven.
In de arbeid, de eerste vorm van activiteit, zijn we afhankelijk van de natuur.
In ons werk zijn we meester over de natuur.
De arbeid is cyclisch. Het werk kent een ontwikkeling waarbij iedere generatie op de schouders van de voorgaande staat.
Die ontwikkeling kan zó ver gaan, dat we uit het oog verliezen, uit welk materiaal we zijn ontstaan.
En dan komen we uit bij zo iemand als Musk, die de aarde denkt te kunnen inwisselen voor een nieuw leven op Mars.
Hoe moeten we nu de derde vorm van activiteit – handelen en spreken – verstaan?
Het zijn precies deze activiteiten, die ons volgens Hannah Arendt menselijk maken.
De vruchten van onze arbeid en de producten van ons werk beoordelen we op hun kwaliteiten. We gaan af op hun nut.
Als we niet tevreden zijn, dan gooien we ze weg. Of we zoeken iets anders.
Kortom: Producten zijn inwisselbaar.
Maar ook de groenteboer, de elektriciteitszaak, de vliegmaatschappij is inwisselbaar.
Als we ze kunnen gebruiken, als ze nut voor ons hebben, dan blijven we.
Als we ze niet kunnen gebruiken, dan lopen we weg.
Maar wat gebeurt er, als menselijke relaties inwisselbaar worden?
Als we een medemens slechts als klant of als consument kunnen zien?
Wat gebeurt er als we voor een ambtenaar niet meer dan een nummer zijn?
Of als wij een arts of vertrouwenspersoon of onze eigen echtgenoot slechts kunnen zien als iemand, die we al of niet kunnen gebruiken?
Hier tekent zich de waarde af van de derde vorm van activiteit: handelen en spreken.
Dat is een tweede geboorte, zei ik. Een belofte. Daar waar iemand een menselijk gezicht krijgt.
Eerst zat hij achter een loket, achter een toonbank of beeldscherm.
Maar dan krijgt hij een naam. Het blijkt Riet Jansen te zijn. Of gewoon Jos.
Ja, wat gebeurt er, als mensen uit de anonimiteit tevoorschijn treden?
Dan gaat er iets nieuws beginnen!
Bij de Belastingdienst had het kunnen gebeuren en dan was er geen toeslagenaffaire geweest.
Tegen die achtergrond wordt duidelijk, waarom Hannah Arendt bij het proces tegen Eichmann sprak van de banaliteit van het kwaad.
Eichmann was toch een monster? Hij die verantwoordelijk was voor de deportatie en de organisatie van de Jodenvervolging van het naziregime?
“Nee”, zei Hannah Arendt: “Hij was slechts een ambtenaar, een boekhouder, die opging in zijn rol. Hij stelde zich geen vragen”
Het is een waarschuwing aan ieder van ons: Zo platvoers, zo banaal kan het kwaad zijn, dat het ons allemaal kan
overkomen.
Ik hoop en bid, dat ik me dan realiseer: “Wat baat het een mens de wereld te winnen, als ik schade lijd aan mijn ziel?”
Henk Minnema
Overweging: Wat zegt de Schepping over de mens?
Gemeente van Jezus Messias
‘Thank God, it’s Monday’. Oftwel: ‘Prijs God, het is Maandag’. Dit was de titel van een door het CNV georganiseerd symposium over arbeid. Een beetje een knipoog naar al die werknemers die vrijdagmiddag verzuchten: ‘Thank God, it’s weekend’. Als werkende mensen zich van weekend naar weekend voortslepen, dan is het goed mis. Natuurlijk mag je uitzien naar een weekendje vrij. Even wandelen door het bos, op de racefiets de dijken onveilig maken of aandacht voor het gezin. Niks mis mee. Maar juist, of ook, in de doordeweekse arbeid moet je het leven als zinvol ervaren.
‘Plezier in werk’, staat hoog op de agenda van het CNV. Je werkt niet alleen maar om te leven, werk moet mensen ook betekenis geven in hun leven. Te veel uren uit ons leven werken we in allerlei bedrijfstakken. Op de boerderij, in de bouw, in de fabriek, in de zorg, in de ict, of thuis met de zorg voor een gezin.
Daar moet je plezier aan beleven. Misschien niet iedere dag, of iedere week. Maar in het geheel genomen, moet de balans van al die uren achter een laptop, of in een schoolklas, of aan een bed doorslaan naar plezier. Als deze doorslaat naar chagrijn, stress of verveling dan ligt een burn-out op de loer.
In de toespraak voor de hoofden van Lebak laat Multatuli Max Havelaar zeggen:
‘de ziel van de mensen groeit niet van het loon, maar van het werk dan het loon verdient’. In modern jargon zouden we u zeggen: een mens moet in zijn of haar werk tot zijn bestemming komen. Werk is meer dan de kost verdienen.
Ook de grote kerkhervormer Maarten Luther heeft dit goed gezien. Luther sprak van het ‘priesterschap der gelovigen’. Iedereen is priester voor het aangezicht van God, wat voor werk je ook doet. Het werk van de bakker die iedere dag vers brood bakt is net zo waardevol als het werk van een predikant.
Het is bijzonder dat Luther in zijn bijbel-vertaling naar de volkstaal het woord ‘arbeid’ vertaalt met ‘beroep’. Iedere gelovige moet zijn beroep zien als roeping.
Het is geheel onbelangrijk wat men doet. De adel van het werk ligt niet in wat ik doe, maar hoe en waarom ik het doe. Je werkt als mens niet voor de overheid, of voor het dagelijks brood, of voor een werkgever, maar je werkt om Gods rijk op aarde vorm te geven. Het beroep is een roeping van God om God in de wereld te dienen, en om onze naaste te helpen.
De kerkhervorming die Luther is begonnen heeft alles te maken met arbeid. Of beter: een herwaardering van beroepen. Het is een sociale hervorming, een emancipatie van de arbeider, de werkende klasse.
In de middeleeuwen werd het gewone werk als plicht gezien, de smid of de boer had de plicht zijn werk maar te doen. Roeping gold toen alleen voor de arbeid van priesters en monniken. Luther breekt hier radicaal mee. Iedere vorm van arbeid is roeping.
Ieder mens moest dan ook met waardigheid worden behandeld. Dat de machtige kerk en adel niet op Luthers ideeën zaten te wachten, mag duidelijk zijn. Diegene die de kansel timmert is net zo belangrijk als diegene die op de kansel staat.
Ieder werk is ten diepste roeping. Jezus zegt dan ook niet tegen de vissers aan het meer van Galilea: ik zal jullie ander werk geven. Of iets in de trant van: vanaf heden zal ik jullie zinniger werk geven dan vissen.
Jezus zegt: ‘Ik zal jullie vakmanschap gebruiken om iets anders in het net te krijgen’. Hij laat zijn leerlingen hetzelfde werk doen. Als Jezus is opgevaren naar de hemel, dan gaan de leerlingen ook geen ander werk zoeken, ze blijven vissers. Ze blijven hun roeping trouw.
Als we in de lijn van Luther ieder werk als een roeping van God beschouwen, dan krijgt iedere beoefenaar van een beroep een gezicht. Dan gaat ieder mens voor God tellen. Dan zijn werknemers geen nummers, maar mensen. Als ze door God worden gezien, dan is het zaak dat werkgevers en de collega’s hen ook als waardevol zien. Beoefenaars van een beroep hebben recht op respect, op aandacht. Zien we arbeid niet als roeping, maar als een noodzakelijk kwaad om producten te maken, dan ligt uitbuiting op de loer.
Henk maakte in zijn verhaal over Hanna Arendt duidelijk dat handelen alles te maken heeft met kunnen kiezen op wat voor manier we als samenleving werk beoordelen en belonen. Zien we de mens niet meer achter een beroep, achter arbeid of werk, dan verlagen we een mens tot een ding. Als christelijke kerk hebben we de opdracht in ieder werkende mens, thuis of op kantoor, in het onderwijs of in de bouw, een door God geroepene te zien.
De vraag blijft wel staan waarom we de ene door God geroepene beoefenaar van een beroep rijkelijk belonen en een andere niet. Is het werk van een buschauffeur die geroepen is mensen veilig thuis te brengen niet net zo belangrijk als het werk van een arts?
Voor God is iedere beoefenaar van werk, betaald of vrijwilliger, thuis of op locatie evenveel waard. Wellicht dat de kerk zich daarover meer moet durven uitspreken.
Ik hoop dat we na deze ‘Sunny Sunday kunnen zeggen: ‘Thank God it’s Monday’.
Moge het zo zijn
Jeroen Jeroense
29 juli 2024